
Vertrouwen
De eigenschappen van de leraren van God...
Dit is de fundering waarop het vermogen om hun functie te vervullen rust. Waarneming is het resultaat van leren. In feite is waarneming leren, want oorzaak en gevolg zijn nooit gescheiden. De leraren van God hebben vertrouwen in de wereld, want zij hebben geleerd dat zij niet wordt geregeerd door de wetten die de wereld heeft verzonnen.
Dit is de fundering waarop de bekwaamheid rust van de leraar van God om zijn functie te vervullen. Waarneming is het resultaat van leren. In feite: waarneming is leren, want oorzaak en gevolg zijn nooit gescheiden.
De leraren van God hebben vertrouwen in de wereld, omdat zij hebben geleerd dat zij niet wordt geregeerd door de regels die de wereld verzonnen heeft. Zij wordt geregeerd door een vermogen dat weliswaar in hen, maar niet van hen is. Het is door dit vermogen dat de leraren van God naar een vergeven wereld kijken.
Wanneer dit Vermogen eenmaal is ervaren, wordt het onmogelijk om iemands eigen onbeduidende kracht nog langer te vertrouwen. Wie zou proberen met de nietige vleugeltjes van een mus te vliegen, wanneer de machtige vermogens van de adelaar hem zijn gegeven? En wie zou zijn vertrouwen in de armoedige aanbiedingen van het ego plaatsen, wanneer de geschenken van God voor hem zijn neergelegd? Wat is het dat de leraren van God oproept om deze verandering aan te gaan?
Eerst zullen de leraren van God door een periode gaan die ook wel een 'periode van ontdoen' genoemd kan worden. Dit hoeft niet pijnlijk te zijn, maar wordt gewoonlijk wel zo ervaren. Het lijkt erop alsof dingen worden weggenomen, en het wordt aanvankelijk zelden begrepen dat slechts het gebrek aan waarde ervan wordt herkend.
Hoe kan een gebrek aan waarde worden waargenomen, tenzij de waarnemer zich in een positie bevindt waar hij de dingen wel in een ander licht moet zien? Hij is nog niet op een punt waar hij de verschuiving naar binnen geheel en al kan maken. En dus zal het plan soms vragen om veranderingen in wat externe omstandigheden lijken. Deze veranderingen zijn altijd behulpzaam. Wanneer de leraar van God dat eenmaal heeft geleerd gaat hij verder naar de tweede fase.
Vervolgens zal de leraar van God door een 'periode van uitsorteren' gaan. Dit is doorgaans enigszins moeilijk omdat, reeds geleerd hebbend dat de veranderingen in zijn leven altijd behulpzaam zijn, hij nu alles dient te beslissen op de basis van of iets de behulpzaamheid vergroot, of juist belemmerd. Hij zal ondervinden dat vele, indien niet de meeste dingen die hij voorheen van waarde achtte, louter zijn vermogen hinderen om wat hij heeft geleerd op nieuwe situaties toe te passen wanneer deze opkomen.
Omdat hij heeft gewaardeerd wat waardeloos is zal hij de les niet generaliseren uit angst voor verlies en opoffering. Het vereist veel leren om te begrijpen dat alle dingen, gebeurtenissen, ontmoetingen, en omstandigheden behulpzaam zijn. Het is alleen tot in de mate dat zij behulpzaam zijn dat enige graad van werkelijkheid aan ze verleend zou mogen worden in deze wereld van illusie. Het woord 'waarde' kan nergens anders op van toepassing zijn.
De derde fase waar de leraar van God doorheen moet gaan, kan ook wel een 'periode van opgeven' genoemd worden. Als dit wordt geïnterpreteerd als het opgeven van het begerenswaardige, zal dit een enorm conflict met zich meebrengen. Er zijn maar een paar leraren van God die deze opgave geheel en al ontsnappen. Er is nochtans geen enkel punt in het waardevolle van het waardeloze te sorteren, tenzij de volgende voor de hand liggende stap wordt genomen.
Derhalve is de overlappende periode geneigd er een te zijn waarin de leraar van God zich geroepen voelt zijn eigen beste belangen ter wille van de waarheid op te offeren. Hij heeft zich vooralsnog niet gerealiseerd hoe volledig onmogelijk zo'n verzoek zou zijn. Hij kan dit alleen leren wanneer hij het waardeloze ook daadwerkelijk opgeeft Hierdoor zal hij leren dat, waar hij grief verwachtte hij in plaats daarvan een opgewekte luchthartigheid vindt; waar hij dacht dat er iets van hem werd gevraagd, ondervindt hij dat hem een geschenk is gegeven.
Nu komt er een 'periode van gewenning'. Dit is een stille periode, waarin de leraar van God een tijdje in redelijke vrede rust. Nu versterkt hij zijn leren. Nu begint hij de overgangswaarde van wat hij heeft geleerd te herkennen. Het potentieel ervan is werkelijk onthutsend, en de leraar van God is nu op een punt in zijn vorderingen aangeland waar hij herkend dat dit zijn gehele weg naar buiten is. 'Geef op wat je niet wilt, en houdt wat je wel wilt.'
Hoe simpel is het overduidelijke! En zo eenvoudig om te doen! De leraar van God heeft deze periode van onderbreking nodig. Hij is nochtans niet zover gekomen als hij denkt. Echter, wanneer hij klaar is om verder te gaan, gaat hij met machtige metgezellen naast zich. Nu rust hij een tijdje, en vergaard hun voordat hij verder gaat. Van hieruit zal hij niet alleen verder gaan.
De volgende fase is inderdaad een 'periode van loskomen'. Nu dient de leraar van God te begrijpen dat hij niet werkelijk begreep wat waardevol en wat waardeloos was. Alles wat hij tot dusverre werkelijk heeft geleerd is dat hij het waardeloze niet wilde en dat hij het waardevolle wel wilde. Echter was zijn eigen wijze van uitsorteren betekenisloos om hem het verschil te onderwijzen. Het idee van opoffering, wat zo centraal stond in zijn eigen gedachtesysteem, had het hem onmogelijk gemaakt om te oordelen.
Hij dacht dat hij bereidheid had geleerd, maar nu ziet hij in dat hij niet weet waar de bereidheid toe dient. Nu dient hij een stadium te bereiken wat mogelijkerwijze nog een heel lange tijd onbereikbaar kan blijven: Hij moet leren alle oordeel opzij te leggen en alleen te vragen wat hij werkelijk wil in elke omstandigheid. Zou elke stap in deze richting niet zo hevig verstevigd zijn, dan zou dit inderdaad heel zwaar zijn!
En uiteindelijk is er een 'periode van voltooiing'. Het is hier dat leren consolideert. Nu worden wat voorheen als louter schaduwen werd gezien, solide aanwinsten waar in alle 'noodtoestanden' zowel als kalme tijden op gerekend kan worden. Daadwerkelijk, het is de kalmte die het resultaat ervan is; de uitkomst van oprecht leren, consistentie van gedachten en een volledige overdracht.
Dit is de fase van werkelijke vrede, want hier wordt de toestand van de Hemel volledig weerspiegeld. Van hieraf is de weg naar de Hemel open en eenvoudig. Feitelijk is het hier. Wie zou ergens 'naartoe gaan', wanneer de vrede van de geest reeds volledig is? En wie zou zoeken om kalmte te verruilen voor iets wat begeerlijker is? Wat zou er begeerlijker zijn dan dit?