
Hoeveel leraren van God zijn nodig om de wereld te verlossen?
Uit het handboek voor leraren van een cursus in wonderen
Het antwoord op deze vraag is, één. Eén geheel volmaakte leraar, wiens leren compleet is, volstaat. Deze ene, geheiligd en verlost, wordt het zelf dat de Zoon van God is. Hij die altijd geheel geest was, ziet zichzelf nu niet langer als een lichaam, of zelfs als in een lichaam. Daarom is hij beperkingloos.
En beperkingloos zijnd, zijn zijn gedachten voor eeuwig en altijd met die van God verenigd. Zijn waarneming van zichzelf is gebaseerd op Gods oordeel, niet zijn eigen. Zodoende deelt hij Gods wil, en brengt Zijn gedachten naar nog verwarde geesten. Hij is voor eeuwig één, want hij is zoals God hem heeft geschapen. Hij heeft Christus aangenomen en hij is bevrijd.
Aldus wordt de mensenzoon de Zoon van God. Het is niet werkelijk een verandering: het is een verandering van gedachten. Niets uiterlijk komt binnen, maar alles vanbinnen reflecteerd nu enkel de liefde van God. God kan niet langer gevreesd worden, want de geest ziet geen reden voor straf. Gods leraren lijken er velen te zijn, want dat is de behoefte van de wereld.
Toch, verenigd in één doel en één dat zij met God delen, hoe zouden zij gescheiden van elkander kunnen zijn? Wat doet het ertoe als zij dan in vele vormen verschijnen? Hun geesten zijn één: hun vereniging is compleet. En God werkt nu door hen heen als één, want dat is wat zij zijn. Waarom is de illusie van velen nodig? Alleen maar omdat de werkelijkheid niet begrijpelijk is voor hun die misleid zijn.
Maar enkelen kunnen Gods Stem in het geheel horen, en zelfs zij kunnen Zijn boodschappen niet direct communiceren door de Geest die ze heeft gegeven. Zij behoeven een medium waardoor communicatie mogelijk wordt voor hen die niet beseffen dat zij geest zijn. Een lichaam kunnen zij zien. Een stem begrijpen zij en kunnen zij naar luisteren, zonder de angst die de waarheid in hen zou oproepen. Vergeet niet dat de waarheid alleen kan komen waar het zonder angst wordt verwelkomd. Dus hebben Gods leraren een lichaam nodig, want hen eenheid zou niet direct herkend kunnen worden.
Toch, wat hun een onderwijzer van God maakt is hun herkenning van het juiste gebruik van het lichaam. Als zij voortgang boeken in hun professie, worden zij meer en meer zeker dat de functie van het lichaam is Gods Stem erdoorheen naar menselijke oren te laten spreken. En deze oren zullen naar de geest van de luisteraar boodschappen dragen die niet van deze wereld zijn, en de geest zal ze begrijpen vanwege hun oorzaak.
Vanuit dit begrip zal de herkenning komen, in deze nieuwe leraar van God, van wat het doel van het lichaam werkelijk is: het enige gebruik dat er werkelijk voor bestaat. Deze gedachte is genoeg om de gedachte aan eenheid binnen te laten komen, en wat één is wordt als één herkend. De leraren van God delen ogenschijnlijk de illusie van scheiding, maar vanwege waar zij het lichaam voor gebruiken, geloven zij niet in de illusie ongeacht verschijningen.
De centrale les is altijd deze: dat waar jij het lichaam voor gebruikt, dat zal het voor jou worden. Gebruik het voor zonde, of voor aanval, en jij zult het als zondig zien. Omdat het zondig is, is het zwak en zwak zijnd, lijdt het en sterft. Gebruik het om het woord van God naar diegenen die het niet hebben te brengen, en het lichaam wordt heilig. Omdat het heilig is kan het niet ziek zijn, noch kan het sterven. Wanneer zijn bruikbaarheid voorbij is wordt het weggelegd, en dat is alles.
De geest maakt deze beslissing, zoals het alle beslissingen maakt die verantwoordelijk zijn voor de conditie van het lichaam. Toch neemt de leraar van God deze beslissing niet alleen. Dat te doen zou betekenen het lichaam een andere functie te geven van degene die het heilig houdt. Gods Stem zal hem vertellen wanneer hij zijn rol heeft vervuld, zoals Hij hem verteld wat zijn functie is. Hij lijdt niet in dan wel komen, of blijven. Ziekte is nu onmogelijk voor hem.
Eenheid en ziekte kunnen niet samen bestaan. Gods leraren kiezen om een tijdje naar dromen te kijken. Het is een bewuste keuze. Want zij hebben geleerd dat alle keuzes bewust worden gemaakt, met vol gewaarzijn van de consequenties. De droom verklaart anders, maar wie zou zijn vertrouwen in dromen plaatsen, als zij eenmaal zijn herkend voor wat zij zijn?
Bewustzijn van dromen is de werkelijke functie van Gods leraren. Zij zien de droomfiguren komen en gaan, verschuiven en veranderen, lijden en sterven. Toch zijn zij niet misleid door wat zij zien. Zij herkennen dat een droom figuur als ziek en gescheiden te aanschouwen niet echter is dan het als gezond en prachtig te zien. Eenheid alleen is niet iets van dromen. En het is dit dat Gods leraren erkennen als achter de droom, voorbij alle schijnbaarheid en toch zeker van hen.